vrijdag 27 maart 2015

Bronstijd West-Friesland.

Ik weet nog goed dat, toen ik een aantal jaar geleden van Veenendaal naar Noord-Holland verhuisde, ik het jammer vond om afscheid te nemen van de archeologie van de Utrechtse Heuvelrug. Ik wist zeker dat ik de grafheuvels, het celtic field, de heuvelrug zelf, en Kwintelooijen zou missen. In de groeve van Kwintelooijen zijn, naast in de Belvédere-groeve bij Maastricht, de oudst bekende sporen in Nederland gevonden. De oeroude sporen zijn restanten van een kamp en dateren uit het Midden-paleolithicum, ca. 250.000 BP.

Kon een andere woonplaats op tegen de geschiedenis die hier zo tastbaar aanwezig was, vroeg ik me af. Ouder dan oeroud kon ten slotte niet en wat kon er nou interessant zijn aan de omgeving van een stad die zijn rijkdom te danken heeft aan de VOC-tijd.
Schoorvoetend geef ik toe dat ik onder de indruk ben van de archeologische rijkdom van West-Friesland. Oké, van een heuvelrug is hier echt geen sprake, maar er zijn al meer dan 200 grafheuvels gevonden, slik. En wat dacht je van Cees de Steentijdman en onlangs werd er een bronstijdskelet gevonden van een jonge vrouw, Drechtje. Voor Archeologie online kon ik in een paar weken tijd 3-tal artikels schrijven over unieke Bronstijdvondsten. Een houten peddel, een heiligdom en dus het skelet.

Tja, dat zogenaamde heiligdom. Ik weet dat als archeologen geen idee hebben wat de functie is van datgene wat ze hebben gevonden, het plaatsen in het vakje “rituelen”. En waarom ook niet. Juist over rituelen is zo weinig bekend. Hoe dacht men toen over leven en dood, hoe keek men naar de natuur en elkaar. Geloofden ze in iets groters dan henzelf? Dachten zij zoveel anders dan wij? Dat zijn allemaal vragen waar we misschien wel nooit antwoord op krijgen. Als er dan geroepen wordt dat er een heiligdom gevonden is of een ritueel begraven schat, een kromgebogen zwaard, of een depot van bronzen bijlen, dan komen die vragen weer bij mij naar boven. Het maakt de mensen die toen leefden op de een of andere manier echter, want rituelen horen nou eenmaal bij het leven…toch? De opgravingen in wat ik nu liefkozend “Bronstijd West-Friesland” noem, duren nog een paar maanden. Wie weet wat voor spectaculaire vondsten er nog uit de klei tevoorschijn komen.
Tja, nu moet ik toch echt toegeven dat de archeologie ook hier zeer interessant is.
Mij hoor je niet meer klagen over Bronstijd West Friesland.

Zie hier een filmpje over de vondst van Drechtje

zondag 15 maart 2015

Hannibal en het gebruik van strijdolifanten

Als briljant tacticus versloeg Hannibal het ene Romeinse leger na het andere. Daarom was hij tot aan zijn dood een door de Romeinen gezochte vijand. Uiteindelijk, op redelijk hoge leeftijd (+/- 60 jaar) kwam hem ter ore dat Rome op de hoogte was van zijn vaste verblijfplaats. Liever dan terecht worden gesteld door zijn aartsvijanden, maakte Hannibal door middel van gif een eind aan zijn leven.

Wij kennen deze Carthaagse generaal en tacticus door de olifanten die hij inzette in de strijd tegen de Romeinen. Het moet een machtig gezicht zijn geweest, een leger met krijgsolifanten door een woest landschap. Hij was niet de eerste en zeker niet de laatste die deze enorme dieren gebruikte om de vijand te imponeren. Een reliëf van 4500 jaar oud, afkomstig uit Mesopotamië, is het oudste bewijs van het bestaan van tamme olifanten. De vroegst bekende militaire toepassing van olifanten dateert van circa 1100 v. Chr. in Vedisch India. De slag bij Gaugamela tegen Alexander Grote (1 oktober 331 v. Chr.) was waarschijnlijk de eerste keer dat een Europees leger werd geconfronteerd met krijgsolifanten. 
Alexander de Grote won de slag. 
(In de film "Alexander" komt deze slag incl. de olifanten voor.)


In diezelfde tijd had het Magadharijk aan de Ganges (maakt onderdeel uit van het huidige India) 6000 krijgsolifanten. Keizer Chandragupta Maurya zou dit aantal later uitbreiden tot 9000.

In de middeleeuwen werden olifanten in Europa nog maar zelden gebruikt als krijgsdier. Karel de Grote nam zijn olifant, Abul-Abbas, mee toen hij ging vechten tegen de Denen in 804, en de kruistochten gaven keizer Frederik II van het Heilige Roomse Rijk de mogelijkheid om een olifant te vangen in het Heilige Land, die later gebruikt werd bij de inname van Cremona in 1214. Nieuwe wapens en tactieken zorgden ervoor dat de olifant zijn positie in de strijd verloor. Tevens ook door het verminderde contact tussen de westerse wereld en het Oosten na het jaar 1000 De introductie van buskruit in de late 15e eeuw zorgde ervoor dat de krijgsolifant volledig verdween van het slagveld. Zijn imposante uiterlijk kon niet op tegen de kracht van het kanon.
In de strijd werd de olifant gebruikt om een charge mee uit te voeren. Stel een rij olifanten naast elkaar voor die met 23km p/u aan komt denderen zwaaiend met hun slagtanden, gereed om alles wat ze tegenkomen te verpletteren. Je kunt het beste je speer loslaten en hard wegrennen. De olifanten boden door hun hoogte bescherming aan hun berijder en werd daarom ook gebruikt als platvorm om met pijl en boog te schieten. Er waren zelfs olifanten die een toren op hun rug droeg waarin ruimte was voor drie krijgers.
De olifant blijkt een nuttig dier op het slagveld, maar wat als hij op hol slaat? Daar had de berijder een oplossing voor. Met zijn beitel en hamer kon hij de ruggengraat breken.

Dat paarden en kamelen veel gebruikt werden in oorlogen dat wist ik, maar olifanten...



Binnenkort meer over het stichtingsverhaal van de stad Carthago, net als het stichtingsverhaal van Rome zit ook dit verhaal vol mythologie.

zondag 8 maart 2015

Carthago een smeltkroes van culturen uit de oudheid

Onlangs bezocht ik de tentoonstelling Carthago in het RMO.
Bij de plaatsnaam Carthago denk ik aan het verhaal van Hannibal. Veel informatie over Hannibal is afkomstig van Romeinse en Griekse schrijvers (Livius en Polybios) Hannibal was een Carthaagse generaal. Zijn bekendheid verwierf hij tijdens de tweede Punische oorlog. Dat is de oorlog waarin hij met olifanten door de Alpen trok. De exacte doortocht door de Alpen blijft tot op de dag van vandaag een punt van discussie.

 Carthago was een belangrijke handelsstad met haven die in de oudheid de hoofdstad van het Carthaagse Rijk was. In 146 v. Chr. werd de stad door de Romeinen verwoest. De Romeinen waren ook degene die de stad weer opbouwden zodat het uit kon groeien tot de derde stad van het Romeinse Rijk. Na de val van het Romeinse Rijk werd Carthago bezet door de Vandalen tot de Byzantijnen in 533 Carthago innamen. In de zevende eeuw werd de gewilde stad veroverd door de Arabieren. Vanaf de zevende eeuw na Chr. raakte de stad langzaam in de vergetelheid. Pas in de vroege negentiende eeuw werden Carthago’s ruïnes herontdekt.


Carthago hing in de oudheid een religie aan die berucht
was om de kinderoffers. De baälsdienst met als hoofdgod Melkart zou deze offers aanmoedigen. Tijdens recente opgravingen werden veel urnen gevonden met verbrandde kinderbeenderen uit 400-200 v. Chr. Is dit de bevestiging van de kinderoffers waar de Romeinse schrijver Plutarches over schreef of moeten we de verhalen zien als Romeinse propaganda? Maar waren die vele teruggevonden verbrandde resten dan normale crematie?





Binnenkort meer over Hannibal en het gebruik van strijdolifanten.


zondag 1 maart 2015

De Vlucht

Van Tobsha Learner
Ik kan er geen afscheid van nemen, met nog 25 bladzijdes te gaan nadert het einde van mijn boek. Het gebeurt me niet vaak dat ik daar tegenop zie. Nu zit ik in een onmogelijke worsteling tussen nieuwsgierigheid en het einde vertragen door de optie steeds maar een paar pagina’s te lezen. De eerste wint het, blijkbaar ben ik te nieuwsgierig van aard. Of is het de mystieke kabbalistische fluistering die over het hele verhaal zweeft die me dwingt om door te lezen?
Het verhaal speelt zich af in de tweede helft van de 17de eeuw. Een tijd die nu onder de loep ligt vanwege de film Michiel de Ruijter. Een deel van het verhaal speelt zich af in de Nederlanden en zelfs Johan de Witt komt er in voor net als de bekende Benedictus de Spinoza. De hoofdpersoon is een vrouw die zich graag wentelt in de vernieuwing en verlichting die Holland biedt. Maar ze is joods, vroedvrouw en dus van het vrouwelijke geslacht. Een combinatie die om moeilijkheden vraagt. Geneeskunst en hekserij liggen dicht bij elkaar net als kennis en de dood. Met een rancuneuze inquisiteur die zijn kans afwacht bevindt de vrouw zich op het scherpe snijvlak tussen dood en leven. Kiest ze voor kennis of voor onderdanigheid?
Haar relatie met een katholieke edelman maakt het leven niet makkelijker. Is hun zielsverwantschap sterk genoeg om de angst voor de afschrikwekkende martelpraktijken van de inquisitie op afstand te houden? Of helpen de beschermende kabbalistische symbolen? Ik ga het zo ontdekken. Jij ook?

“Misschien kan ze (Ruth) nadat haar boek is uitgegeven ergens een aanstelling als docent krijgen. Ach, welnee, hoe dan? Als Felix von Jos? Ze lacht, want ze is weer eens vergeten dat ze een vrouw is. Ze moet praktisch zijn, ze moet…Terwijl ze vecht tegen de koorts probeert ze haar tollende gedachten te ordenen – hoopvolle gedachten, die weigeren stil te staan, maar als regendruppels dansen op een zonnewijzer, terwijl de schaduw van de tijd onverstoorbaar voorbij glijdt.”